De Boetenbaintjes

Hunebed4

"Laten we maar gaan. Margot is er en dan is het half tien. Bovendien hebben we een vervoersprobleem als er nog meer wandelaars komen". Als hazen stapten we in de auto’s en gingen ervandoor richting Norg. Daar aangekomen bleek Jan D. de achtervolging succesvol ingezet te hebben en had ook nog 2 last-minute wandelaars meegenomen. Thea was ook gearriveerd, dus konden we op pad.

Tegen de verwachting in bleek het op sommige plekken nog behoorlijk ijzig te zijn. We rondden het Schilleveeen 110%, raakten daardoor uit koers, gingen bijna de route in omgekeerde richting doen, maar kwamen al snel op het juiste pad. De Frietjes, Jo en Margot hadden zoveel te bepraten dat hun tempo behoorlijk zakte en ze in het bos de rest van de groep kwijt raakten. Jan ging zoeken, Frieda belde dat ze aan een weg stonden, Peter wist waar het was, en toen Jan weer teruggekeerd was, werden we herenigd. Hoewel we nog even vreesden dat Jo en Margot, die op hun beurt ons weer waren gaan zoeken, alsnog verdwaald waren, maar nee. Van schrik heeft Frieda de rest van de wandeling voorop gelopen.

In Veenhuizen dronken we koffie in Bitter en Zoet. Van 3 oude huisjes is een groot geheel gemaakt dat dient als hotel/restaurant/conferentiecentrum. Groot dus. De meningen liepen uiteen van: "Mooie plek" tot "Koud, te groot en kil". De koffie was lekker, maar er waren maar 2 stukken appeltaart.

Tussen Veenhuizen en Westervelde richting Tempelstukken was het een grote blubberboel met spekgladde bruggetjes. Nu bleek dat glad-ijsspieren en blubberspieren dezelfde waren en hadden we aan het eind, ja zelfs 6 kilometer voor het eind, allemaal last van stijve bovenbenen. En sommigen onder ons denken nog steeds dat als ze de afstand van de wandeling af kunnen lezen aan de kilometerpaaltjes onderweg. Terwijl ieder Boetenbaintje kan weten dat er altijd in een omtrekkende beweging rond de eindbestemming gelopen wordt. Als er dus Norg 2 kilometer staat, weet je dat het er nog minstens 10 zijn.

Over de prachtige es van Norg, die op de wereld erfgoedlijst staat, liepen we met de wind in de rug richting Peest. Het zonnetje kwam erbij en je voelde een vleugje lente. Je zag het ook aan de knoppen van sommige struiken, en een enkel kamperfoelieblaadje dat naar buiten piepte. We kwamen verrassend veel Lakenvelders tegen. Van een afstand leken ze niet allemaal even raszuiver, want liep het laken niet mooi door. Vooral het clubje jonge Lakenvelders in dikke wintervacht vertederde onze harten

Ook Boetenbaintjes zijn gewone mensen en dus spraken we over de wissel van Sven, het afhaken van de bobsleeërs , het goud van Sauerbrij en het hoofddoekjesverbod van Wilders.  We verbaasden ons over de batterij brievenbussen aan het begin van het zomerhuisjespark in de Oosterduinen en vooral over het feit dat de bewoners hun post met de auto ophaalden. We passeerden het Leugenbankie en waren blij dat we konden zitten in de Norgerberg. Volgens de GPS van Jo hadden we 26,4 kilometer gelopen: een bonus van meer dan de toegstane 10%, namelijk 2,4 kilometer. Peter geloofde het niet helemaal en rekende het thuis op 2 manieren na: via Google earth en met de kaartteller en kwam toch echt niet verder dan 24,4 kilometer. Nou behoorde Jo tot een van de verdwaalden, dus kan dat de verklaring zijn.

Zoals altijd is iedereen na 5 minuten vergeten hoe moe hij was, worden de wangen steeds roder en wordt volop nagepraat. We waren het allemaal over een ding eens: het was een prachtige wandeling. Peter werd hartelijk bedankt. Jo gaf juf Frieda nog een lesje Nederlands. Op haar vraag of zijn naam stippeltjes op de e had, antwoordde hij verontwaardigd: “Dat zijn geen stippeltjes. Dat heet een trema. Geen umlaut, want die kan niet op een e, maar een trema!”. Frieda bleef op haar stipjes staan.

Mariette