De Boetenbaintjes

Hunebed4

Het was een grijze dag, de laatste zaterdag van februari, en zeker nog geen kortebroekenweer. En toch zat het voorjaar in de lucht. Je zag het aan de Boetenbaintjes, je zag het aan de natuur, je rook het en de jassen konden uit. Een wandeling door het glooiende landschap rond Rolde, een beetje Zuid-Limburg in het noorden, zeg maar. 

We waren met 19: de harde kern, de zieken die waren herrezen uit hun ziekbed en de leden die ontwaakten uit een (soms jarenlange) winterslaap. Een vrolijk weerzien dus. We begonnen in Rolde en waren al snel op het Balloërveld. Dit toch al prachtige uitgestrekte gebied kreeg een extra dimensie door het gejubel van wel 3 veldleeuweriken: hoog in de lucht zongen ze zich de longen uit hun lijfje, voorjaar dus. Na het heidegebied in de wat natte weilanden zomaar 2 ooievaars, die heel erg rustig op hun hoge stelten rondstapten en zich graag lieten fotograferen. Anthonie was jaloers, ze wilde dat ze zulke lange benen had! Ter vergroting van de feestvreugde hoorden we de eerste wulp.

 

We liepen langs het Taarloër Diepje, het Looner Diepje en tenslotte het Deurzer Diepje. En bij die laatste alweer ooievaars, 1 hoog op het nest en 1 in het land. Ik weet niet of het fantasie was, maar ik dacht dat ik ook voor de 2de keer een wulp hoorde. Hoewel Peter de veurloper was, hielden we de voeten aardig droog en was het niet zo erg als op die gedenkwaardige dag in Gasteren, toen 2 Boetenbaintjes zo vies waren dat ze moesten afhaken. En een beetje drassigheid hoort erbij. Spannend was een kleine oversteek over een boomstam. Gelukkig waren Jo en Peter zeer galante steunpilaren en viel helaas niemand in het water. Prachtige vennen, zo stil en spiegelend, verhoogden de feestvreugde.

In het café lieten we dikke moddersporen achter. “Even laten drogen en dan opzuigen en je ziet er niets meer van”, was ons advies aan het bedienende meisje. Maar helaas, over een uur kwam een nieuwe groep, dus opdrogen was er niet bij. Maar ze herhaalde dat het helemaal niet erg was. Op zondag voor het eerst de hele dag de tuin in. Zo nu en dan een lekker zonnetje, afgewisseld met natte en koude zeedampen. De was droogde niet goed, dus geen zongedroogde lakens. Maar wel een schoon terras, geen blad of mos meer te bekennen, en schoongepoetste tuinmeubels. De haan krabde zich een grote kuil in het zand en lag te kroelen als een wulpse dame. Hij maakte ook kippengeluiden om zijn harem te verleiden bij hem te komen liggen, maar de dames hadden geen zin. De meesjes snoepten van het laatste vogelzaad en hebben het zaad ontdekt van 3 grote pompoenen. Deze zijn eerst rot geworden in het najaar, vervolgens bevroren in de winter en zijn nu tot moes vergaan. Het voorjaar kan beginnen. 

Mariette